conclusie, dat de zee zich nog niet had teruggetrokken.
In de zee werden echter ditmaal in hoofdzaak zand en
kleiig zand afgezet. Bij Elslo is een groot aantal haaien-
tanden gevonden en vele beenderen en wervels van
(wal?)vissen. Toch zien we de zee zich in het Tertiair
langzaam terugtrekken, want ook nog tot deze periode
behoort de verveende vegetatie, welke thans als bruin
kool gedolven wordt. Een groot deel van de stammen en
wortels welke men in de bruinkool aantreft, behoren tot
het geslacht Sequoia Mammouthsboom). Ook vond
men zeer duidelijke vezels van palmen. De toenmalige
flora wijkt in menig opzicht af van de tegenwoordige
Europese. Vele soorten leven nu in Noord Amerika en
Oost Azië. Het verdwijnen hiervan wordt toegeschreven
aan de Ijstijden. Weliswaar is het in Limburg niet tot
een ijsbedekking gekomen, doch de algemene tempe
ratuurdaling zal haar invloed niet hebben gemist. De
drooggekomen vlakte werd door uit het Zuiden komende
rivieren doorsneden, waaronder vermoedelijk een Rijn-
arm, welke om de Eifel heen via Sippenaken/Slenaken-
Ubachsberg en de Brunsummerheide stroomde. Men
leidt dit af uit de grintboringen.
In het Quartair, dus in het jongste millioen jaar, ging
Zuid Limburg waarschijnlijk pas behoren tot het stroom
gebied van de Maas. Dit Quartair wordt verdeeld in
Diluvium (ijstijden) en Alluvium, dat tot heden voort
duurt. Gedurende het gehele Quartair heeft de Maas bij
Eijsden ons land bereikt. Ten noorden van deze plaats
is de loop van de rivier echter aan grote veranderingen
onderhevig geweest, voordat zij in het tegenwoordige
dal werd teruggedrongen. De Maas stroomde achtereen
volgens door het zuidelijk en oostelijk deel, door het
midden en tenslotte langs het westen van Zuid Limburg.
Aan de hand van de gegevens, verkregen uit ruim 3200
boringen, heeft men die lopen vrij nauwkeurig na kun
nen gaan.
Er worden dus drie terrassen onderscheiden, d.w.z. drie
oppervlakten, waarover de rivier stroomde en waarin zij
zich insneed: een hoog-, midden- en laagterras. Volgens
15