gracht de zuidgevels van resp. voorburcht en hoeve
scheidde, werd in 1719 in baksteen de tegenwoordige
drie verdiepingen hoge hoofdpoort gebouwd. De top
gevel hiervan is zeer sierlijk met haar Ionische pilas
ters, voluutkanten en gebogen fronton. Een steen ver
toont het wapen Bongard en het jaartal, terwijl een
achthoekig koepeltorentje op de nok het geheel comple
teert. Het tegenwoordige voor (zuid) front met zijn twaalf
vensters aan de „kasteel"zijde en de lange bakstenen
muur aan de hoevezijde, is dus oorspronkelijk de zijkant
van het complex geweest. Tenslotte vertoont de uit de
eerste helft der 17e eeuw daterende westvleugel der
hoeve vierkante vooruitspringende torentjes met om-
blokte schietgaten, zodat ook hier weer het sierlijke met
het doelmatige is verenigd. In de eerste wereldoorlog
werd de bezitting aangekocht door burgemeester Opfer-
geld, die de voorburcht in 1931 weer afstond aan de
orde der Minderbroeders.
Een van de heerlijkheden, welke de Staten Generaal ten
onrechte bij het land van Valkenburg hebben ingelijfd,
was HEER EN KEER. Het was een vrije Rijks heerlijk
heid in het bezit van het Kapittel van St Servaas. Met
de inname van Maastricht in 1632 is het kapittel echter
onder de voogdij der Staten gekomen en was men al
blij, dat deze niet tot opheffing hadden besloten.
De oude burcht van Heer werd bewoond door de rij-
proost, die de heerlijke rechten waarnam, terwijl van de
15e eeuw de gevangenen van de elf banken dorpen)
van St Servaas er zijn ondergebracht. De buitenmaten
ad 15 X 12 m, alsmede de kelderverdieping met haar
zware muurwerk (2.30 m, waarvan 90 cm kolenzand-
steen aan de buitenzijde en 1.40 m mergel aan de bin
nenzijde) schietsleufnissen en oude tongewelf duiden er
op, dat we hier te maken hebben met een vermoedelijk
13e eeuwse woontoren. De bovenbouw is in de loop der
eeuwen helaas verprutst en thans drie verdiepingen
hoog. Wel is de burcht nog door water omringd.
Behalve de oude heerlijkheden omvatte het land van
105