grootste deel van Zuid Limburg omvatte. De insnijdingen
van de Maas en de beken dateren pas van latere tijd.
Beide krijtsoorten zijn palaeontologisch zeer rijk. Menig
museum is trots op het bezit van een verzameling fos
sielen, welke hierin werden gevonden. Aangezien de
sedimenten, waarin zij worden aangetroffen, in zeewater
zijn afgezet, moet worden aangenomen, dat de zee in de
Krijtperiode weer naar Zuid Limburg was teruggekeerd.
De enkele plantenafdrukken, welke gevonden zijn, moe
ten worden opgevat als ingedreven, zodat het land niet
ver was.
Het meest bekende dier, dat in die zee leefde en waar
van de resten werden teruggevonden, is de Maashagedis
(Mosasaurus Camperi). In de Valkenburgse gemeente
grot kan men er een niet geheel juiste reconstructie van
vinden. Ook de grote schildpad (Chelonia Hofmanni)
kwam veel voor. Een origineel exemplaar bevindt zich
in het natuurhistorisch museum te Maastricht.
Het Kunrader krijt bestaat voor het grootste deel uit
zachte mergelachtige kalksteen, waartussendoor dunne
banken harde kalksteen liggen. Deze harde kalksteen
wordt gebruikt voor bouwsteen en voor het branden
van kalk.
Het hoofdbestanddeel van het Maastrichtse krijt vertoont
zachte poreuze kalksteen. Het overige is harde kalk
steen. De hardere steen is door de eeuwen heen veel
vuldig gebruikt als bouwsteen. In het betrokken gebied
vindt men dan ook overal uitgestrekte ondergrondse
ontginningen, welke waarschijnlijk teruggaan tot de
Romeinse tijd. Langs verticale dalwanden werden de
woningen zelfs ingekapt. Aangezien zij niet voldeden aan
de minimumeisen, welke nu aan woningen gesteld wor
den, hebben de bewoners ze in deze eeuw moeten ver
laten. Hiermede is wel een bijzonder brok streekeigen
verdwenen. Een bekend rotswoningcomplex bevond zich
te Geulem (gem. Berg en Terblijt).
In het Geuldal worden de verlaten groeven thans ge
ëxploiteerd voor het vreemdelingenverkeer, danwel ge
bruikt als kweekplaats voor champignons. Wat er van
13