dat met de omliggende gronden echter een afzonderlijke
heerlijkheid vormde. Deze laatste was zowel een leen van
Valkenburg als van Loon (Belgisch Limburg). Het
kasteel wordt het eerst vermeld in 1345, toen Hendrik
van Itteren het verhief. Uit het eerste kwart van de 14e
eeuw dateren nog gedeelten van breuksteen in de voor
gevel en de westvleugel (kelderverdieping). In 1488 is
de burcht verwoest door de Maastrichtenaars, omdat
partijgangers van de vermoorde Luikse opstandeling
Willem van Aremberg, bijgenaamd „Het zwijn van de
Ardennen" er zich genesteld hadden. In datzelfde jaar
was Engelbert van Nassau Dietz-Dillenburg, die in zijn
kwaliteit van vertegenwoordiger van keizer Maximiliaan
de prins-bisschop steunde, wegens erfenis van zijn moe
der Maria van Heinsberg, heer van Itteren en Meers-
senhoven geworden. Kort daarop is Meerssenhoven her
bouwd. Dit blijkt uit de 15e eeuwse oostelijke mergel
stenen zijgevel van de hoofdpartij, welke in 1902 door
P. Regout werd ingebouwd (zie onder). Ook elders zijn
nog natuurstenen muurgedeelten uit die tijd terug te
vinden.
De herbouw is vermoedelijk geschied om de sedert 1488
lange jaren plaats gehad hebbende verpanding mogelijk
te maken.
Van 15961742 bestuurde het geslacht 't Zievel Itteren
en Meerssenhoven. Al spoedig ging deze familie ertoe
over de burcht te verbouwen tot een landhuis. Aldus
kreeg het complex het aanzicht, zoals we dat nu nog
kennen: een hoofdpartij met front naar het Noorden als
mede een oost- en westvleugel, gelegen op een omgracht
vierkant terrein. Noord- en zuidgevel van de hoofdpartij
hebben een middenrisaliet tussen geblokte pilasters en
met driehoekig fronton. Een dubbele trap met bordes
geeft toegang tot het gebouw. De reeds genoemde in 1902
toegevoegde travee vertoont een torenvormig uitbouw
sel met gezwenkte leien spits.
Tegenover de brug van vier bogen ligt de voorhof, te
weerszijden geflankeerd door een bakstenen dienstge
bouw en aan de noordzijde afgesloten door een vier-
102