74
koper; voor tweede gehalte of kleine keur is de verhou
ding 833 puur zilver en 167 koper per duizend.
Door smeden en drijven werd het kunstvoorwerp uit de
vlakke plaat zilver gevormd, of de vorm werd door gie
ten verkregen.
De Nederlandse zilversmid stelde er prijs op de eerste
wijze toe te passen. De plaat zilver, nadat de grootte
nodig voor het voorwerp was afgemeten, werd op een
klein aambeeld, de tas, gelegd en met hamer en pons
eerst van binnen uit, daarna van buitenaf in de gewenste
vorm gesmeed. Om de bewerking te vergemakkelijken
werd wel eens gebruik gemaakt van een houten mal,
maar een kundige edelsmid had deze niet nodig, onder
het hameren ontstond het gewenste voorwerp.
De reliëfversiering werd ongeveer op dezelfde wijze aan
gebracht, maar nu werd het voorwerp op een pekkus-
sen gelegd en het verhoogde décor door hamer en pons
hoger of lager gedreven. Van deze ponsen bezat de zil
versmid een grote collectie, evenals van hamers waar
van de vormen geringe verschillen vertoonden, die alle
nodig waren om de zuivere vorm te smeden of het
gewenste reliëf aan het ornament te geven. Onder het
hameren en drijven wordt het metaal harder; door
gloeien, d.w.z. door verhitten in een moffeloven, ver
krijgt het zilver weder zijn buigzaamheid en plasticiteit;
het schijnt dat een geoefende zilversmid aanvoelt, wan
neer hij de hulp van het vuur moet inroepen.
Geschiedt de vormgeving door gieten, dan moet het
metaal verhit worden tot boven smelttemperatuurhet
vloeibare metaal wordt dan gegoten in zandvormen naar
een model van het gewenste voorwerp dat door de kun
stenaar ontworpen werd en in klei geboetseerd of in
hout of ander materiaal gesneden. Afgekoeld en gestold
neemt het zilver dan de vorm van het model aan, waar
van de zandvorm de negatief was. Zelden kan een voor
werp ineens gegoten worden, verschillende onderdelen
worden afzonderlijk gegoten, die daarna aan elkaar
gesoldeerd worden en de naden weggepolijst.
Zowel de gesmeden als gegoten voorwerpen worden wel-