60
bracht, terwijl de symbolen der evangelisten: de engel,
de leeuw, de stier en de adelaar in de assen van het
reliëfveld gedreven zijn (afb. 69).
Deze weinige voorbeelden mogen dienen om een begrip
te geven van het lofwerk en rankornament van de
tweede helft der XVIIe eeuw, die beide in fijnere en
minutieuzer behandeling in de XVIIIe eeuw worden
gedreven en geciseleerd.
Deze fijne bewerking spreekt reeds uit de drijfwerken
van enige Friese zilversmeden.
Claes Baardt, uit Bolsward, sierde zijn schaal van 1681
met hoorns van overvloed gevuld met bloemen en vruch
ten tussen de inheemse flora, korenaren en vruchten.
Op het plat van de schaal is zijn wapen, tevens meester
teken gegraveerd (afb. 64).
Ook de Leeuwarder Pijter Faber dreef reeds fijne bloem
en bladranken op zijn schaal en kan in 1689. Deze beide
fraaie voorwerpen zijn tentoongesteld in het Fries
museum.
Vooral de Leeuwarder zilversmidsfamilie Van der Lely
legde zich op deze ornamentatie toe, waarvan Johannes,
zoon en leerling van Tjeerd, de bekendste is. Talrijke
voorwerpen komen met zijn meesterteken, een gekroonde
lelie, voor. Een ovale brandewijnkom in het Rijksmuseum
met sierlijke bloemranken in laag gedreven relief op ge
granuleerde grond, illustreert zijn stijl (afb. 20). Zijn
achtkantige theeketel, in Museum Boymans, van 1714,
de vorm in Chinese trant, is eveneens rijk voorzien van
bloemornament, dat gedreven is in medaillons met om
lijsting in Lodewijk XIV stijl. Het jongemeisjes half-
figuur, dat een hoorn als tuit draagt, gaat evenals de
jongensbuste die het oor vormt, sierlijk in een blad
rank over (afb. 68). Dit voorwerp met décor in Franse
trant luidt tevens een nieuw tijdperk van het Nederlandse
zilver in, dat in het volgende hoofdstuk besproken zal
worden.