eeuw; zij bouwden waarschijnlijk voort op een oudere
traditie, die verrijkt werd door invloed van buitenlandse
edelsmeden. Er is weinig belangrijk drijfwerk uit de
XVIe eeuw bekend, de keten van het St. Hubertusgilde,
met schakels samengesteld uit wapens omlijst door ge
weien (in het Rijksmuseum) en de reeds genoemde
beker in het Frans Hals Museum door H. Bouwens van
de Houven van 1604, behoren tot de voornaamste
stukken.
De archieven evenwel noemen verschillende namen van
Haagse zilversmeden en Dr. H. E. van Gelder kon, dank
zij zijn onderzoekingen in verschillende archivalische
bronnen, zelfs grote bestellingen noemen, die in de XVe
eeuw door het grafelijk hof en door de schutterijen wer
den gedaan en in de XVIe eeuw door de overheid o.m.
van twee gouden kettingen vereerd aan de gezanten van
de koning van Denemarken, besteld bij Simon Adriaensz.
en Arent Frans Bom. Ook in de eerste helft der XVIIe
eeuw werden belangrijke opdrachten gegeven, waarvoor
hoge prijzen vermeld staan, maar waarvan de voorwer
pen zelf helaas niet bekend zijn. Droegen de door Van
Gelder genoemde zilversmeden, zoals Jan Tyrion, Jacob
de Grebber Aerentszoon Nederlandse namen, in de
tweede helft der XVIIe waren het verscheidene buiten
landse zilversmeden, die op de voorgrond traden. De
rijkdom van de republiek lokten ambachtslieden van
verschillende Europese steden naar de Lage Landen;
tapijtwevers uit Vlaanderen, glasblazers uit Italië ves
tigden zich in verschillende steden; de zilversmeden
kwamen uit Vlaanderen, Frankrijk, maar vooral uit
Duitsland.
In Amsterdam, ondanks de vestiging van buitenlandse
meesters zoals de Duitse Johannes Grill, bleven Neder
landers de leidende figuren; in den Haag waren het
evenwel de buitenlanders, die de opdrachten ontvingen.
Hans Coenraad Brechtel uit Neurenberg afkomstig, ves
tigde zich (1640) in den Haag en reeds een jaar later
bestelde Koningin Elisabeth van Bohemen een grote
beker die zij schonk aan de stad Leiden aan wier uni-
49
4