40
In 1618 en 1634 melden de stadsrekeningen bedragen
aan Lutma uitbetaald voor een gouden „doosken" ter
bewaring van zegels van de rentebrieven van jaarlijkse
lijfrenten, die burgemeesteren en raden van de stad de
prinsessen van Oranje, dochters van Frederik Hendrik
en Amalia van Solms, als pillegift, vereerden.
In 1641 werd goud door de wisselbank aan de zilversmid
gegeven ter vervaardiging van een koffertje ten behoeve
van de stad. Een jaar later ontving Lutma een eervolle
bestelling, n.1. voor twee gouden bekkens en lampetten,
waarvoor de kapitale som van 27.400,betaald werd.
Deze werden bestemd als geschenk voor „de Koninginne
en Princesse van England", waarmede zeker bedoeld
zijn Henriette Maria, gemalin van Koning Karei I en
hun dochter Maria Stuart, de jonge prinses, die in 1643
huwde met Prins Willem II.
Van al deze kunstwerken is hun verblijfplaats niet be
kend; waarschijnlijk zijn zij, zoals menig zilveren voor
werp om de waarde van het materiaal in de smeltkroes
verdwenen.
Enige drijfwerken van Lutma uit deze periode hebben
de eeuwen toch getrotseerd en deze geven een beeld van
de vroege stijl van de meester: een serie van vier be-
grafenisschilden van 1633 in de collectie van het Rijks
museum en een beker op hoge voet met gewelfd deksel,
in Walters' Art Gallery te Baltimore (afb. 37).
De schilden zijn voorzien van Lutma's meesterteken
een hart in schild - de letter B van het jaar 1633 en
het stedelijke wapen van Amsterdam. Een korenmeester
bezig in zijn bedrijf is in laag reliëf in het midden van
elk schild gedreven in een landschap met bloeiend koren
veld op de achtergrond; zijn gereedschap is verwerkt in
de ornamentale omlijsting, die nog aan de renaissance-
cartouche herinnert, maar die door de plastische be
handeling het metaalachtige van de vroegere stijl mist;
de weke vormen van de fratsen wijzen op Lutma's be
langstelling voor het nieuwe ornament, dat Paulus en
Adam van Vianen in de eerste decennia van de eeuw
reeds beheersten, maar dat Lutma tot grotere ontwik-