zijn soepelheid en in zovele variërende houdingen in het
zilver zo meesterlijk gedreven.
Het reliëf op de onderschaal, het treurige einde van Ac-
taëon, die in de methamorphose van een hert, door zijn
jagers en honden aangevallen wordt, is evenals het tafe
reel op de bovenschaal in een ovaal veld geplaatst. Mens
en dier zijn in volle actie weergegeven, in het midden
het achtervolgde hert, door de honden aangevallen, ter
wijl een jager met fladderende mantel te paard gezeten
het dier de doodsteek wil toebrengenhet paard in volle
galop, het hoofd sterk naar rechts gewend, de drijvers
toesnellend met pijlen gewapend, mensen en dieren in
heftige beweging, alle onderdelen zich mede inspannend,
bewijzen het meesterschap van de kunstenaar. Dit be
weeglijke tafereel heeft plaats in een rotsachtig land
schap, in het midden, achter een brug, sterk wijkend,
terwijl op de voorgrond een bloeiend plantje, een liefe
lijk motief is, dat zelden door een Nederlandse kunste
naar vergeten wordt (afb. 28).
Deze heide reliëfs worden omlijst door een ornament,
waarvan slechts de symmetrie nog aan de renaissance
herinnert, terwijl de brede rand de nieuwe stijl aankon
digt of reeds vertoont. Op de kan zijn twee reliëfs,
ontleend' aan de geschiedenis van Jupiter en Calisto,
gedreven (afb. 29 a).
Rudolf II, een liefhebber van half-edelsteen, riep Ita
liaanse steensnijders eveneens naar Praag.
De kan van agaat-jaspis door de Italiaan Ottavio Mise-
roni gesneden, met godrons langs de bodem, draken-
vleugels onder de mondrand en een masker onder de
tuit, werd door Paulus van Vianen in goud gezet. De
voet is gevat in hoorns van bokkenmaskers, die tussen
de liggende figuren van Jupiter, Juno en Amphitrite zijn
aangebracht. Het deksel vertoont een geknielde nereïde,
die een ketting, bevestigd aan een drakenkop, houdt.
Deze kan, gemerkt P.D.V. F 1608, ontstaan door samen
werking van een Italiaan en een Nederlander, behoort
tot de vroegst bekende werken van Paulus, maar ken
merkt reeds zijn meesterschap (afb. 27).
31