aan Ernst Janss. van Vianen voor „het driven en ver
sieren van St. Maerten met die creupel met oock voor
die bandt en bouzy van de silveren cop" 90,ook
voor het drijven van „dexel, corpus en broeck van de
silveren cop" werd een bedrag aan deze zilversmid be
taald via zijn vakgenoot Jacob Alckema 1).
De beker afkomstig van de familie Fabritius, eveneens
in het Frans Hals museum, vervaardigd in 1603 door
de, uit Antwerpen afkomstig, Haagse zilversmid Hans
Bouwens van der Houwen, behoort tot dit type bekers
die veelvuldig voorkomen, zowel in groot als in klein
formaat. De beker afkomstig van de familie Van Bere-
steyn moge als voorbeeld van de laatste dienen. Op
de kelk zijn twee reliëfs, ontleend aan de gelijkenis
van de verloren zoon, terwijl de balustervormige stam
voorzien is van de uitstaande voluten, die veel op dit
bekertype voorkomen in de XVIe en XVIIe eeuw.
Als bekroning werd een beer als toespeling op de
naam - gekozen. De onbekende Amsterdamse zilver
smid, maker van deze beker in 1569 of 1570, wier mees
terteken de Bourgondische vuurslag was, was ook de
vervaardiger van de zetting van de hoorn van het Am
sterdamse St. Sebastiaansgilde en tevens ook de groep,
die de hoorn schraagt, voorstellende de marteldood van
de heilige van die naam. Deze hoorn, bezit van de stad
Amsterdam, is tentoongesteld in het Rijksmuseum, even
als bovengenoemde beker.
Tot ver in de 17e eeuw werden deze bekers gedreven.
In groot formaat o.a. de beker van het Hoogheemraad
schap Schieland, door H. C. Brechtel in 1662 vervaar
digd, die evenals de Hagenaar Jeremias Micheel de
renaissance vorm in een barokke transponeerde. Deze
laatste dreef de beker voor de Hoogheemraden van de
uitwaterende sluizen in Kennemerland en West-Fries
land in 1660, waarvan de tweedelige kelk voorzien werd
van compartimenten, waarin de wapens o.a. van Hol-
1) Voet: Haarlemsche merken, blz. 105; voor de afbeeldingen
van de reliefs, blz. 9899. C. J. Gonnet: Nederlandsche Kunst
bode 1879.
19