ornamentprenten gepubliceerd, die in handen kwamen
der zilversmeden.
Vergelijkt men de bestaande zilverwerken van de Neder
landse zilversmid uit deze eeuw met de gravures, dan
blijkt dat de nieuwe motieven hem inspireerden, maar
dat zij in gematigde wijze werden toegepast.
De zilveren drinkhoorn van het Amsterdamse klove-
niersgilde van 1547 vertoont deze nieuwe motieven.
Onder de mondrand is een band van cartouches aan
gebracht, afgewisseld door maskers en onversierde
ovalen. Vooral de voet vertoont de nieuwe geledingen
met de aan de klassieke oudheid ontleende eierlijsten en
bladkransen, terwijl de bogen van de omheining van de
Hollandse tuin gescheiden worden door hermen, mense
lijke figuren, die overgaan in pilasters. De bekronende
groep, St. Joris op steigerend paard, is krachtig gemode-
leerd (afb. 8). Deze beker, die in het bezit van het gilde
bleef, tot de gilden opgeheven werden in 1798, is meer
malen door schilders afgebeeld, o.a. op de Schutters
maaltijd door B. van der Helst.
De renaissance tendenz van scherp gescheiden onder
delen, zowel in vorm als ornament, spreekt duidelijk uit
de verschillende bekertypen, geliefkoosde objecten in
de XVIe en XVIIe eeuw. Deze zijn in vier groepen onder
te brengen:
Ten eerste: de platte schalen op lage of hoge voet ver
sierd met gedreven schalmornament, dat de Gothische
traditie nog enigszins bewaart; het kleine schaaltje in
het Rijksmuseum van een onbekende Leidse zilversmid
met de spitsbogige schalmen is een voorbeeld van deze
versieringswijze, die nog op verschillende voorwerpen te
vinden is (afb. 11). Op de schuttersstukken o.a. van
Dick Jacobs van 1529 en 1556 zijn de schutters met een
dergelijk schaaltje in de hand afgebeeld.
Ten tweede: de bekers op ronde gewelfde voet, die een
balusterstam draagt, waarop een platte schaal rust; ook
deze bekers komen nog veelvoudig voor, met gedreven
taferelen in de schaal als sierbeker, met gegraveerde ran
ken als gebruiksvoorwerp. Ook als herinneringsbeker is
16