had men bij de inrichting van het huis hiermede te rekenen, al moesten de gedienstigen zich vaak tevreden stellen met de overschotten van kelder- of zolderruimten. Bovendien werd plaats verlangd tot opstelling van voorwerpen der typisch 18de eeuwse verzamelzucht, teneinde penningen, prenten, natu- raliën en rariteiten zijn vrienden te kunnen tonen. Hebben wij in Deel II erop gewezen hoe bij ons in de eerste helft der 18de eeuw Frankrijk beschouwd werd als het land dat voor ging in cultuur, nog ster ker zal dit gelden voor de 2de helft dezer eeuw. Daar toch had zich in het kunstzinnig leven sinds het Regentschap (1715—1723) de verfijnde rocaille ontwikkeld, die, nadat Lodewijk XV (17151774) meerderjarig was geworden, voortschrijdt tijdens de eerste helft zijner regeringsjaren. Als zodanig spreekt men van de Lodewijk XV stijl, die in Frankrijk tegen 1760 uitbloeide. Dit woord rocaille hangt samen met rots (roe), wijl deze als motief daarin opgenomen is; in werkelijkheid echter omvat ze een veel groter schat van vormen, die de schaterlach van het frivole leven schuimend manifesteren. Nu moge later rocaille vergroeid zijn tot rococo (de officiële dictionnaire de l'académie heeft in de uit gave van 1776 wel rocaille, doch niet rococo opge nomen), zo wordt dit woord door de Fransen meer gebezigd als: mal fait. Voortgekomen uit een zucht voor het ornamentale, doordringt ze weldra de ganse beeldende kunst, om dan in triomftocht vrijwel ge heel Europa door te gaan. Wel moge zij ongebrei deld zijn en spottend met alle technische moeilijk- 11

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 9