dezelfde wijze zich voortzette, maakte de oud-
regentenpartij gebruik en luisterrijk laaide de
oude tijd weer op.
Met dit al werd tot het uitbreken van de éde En
gelse oorlog (1780) flink verdiend in de aristocra
tisch geregeerde burgerstaat, waar in hoofdzaak
slechts plaats scheen te zijn voor regent, patriciër en
goed gesitueerde burger. Het waren dezen, die de
opdrachten gaven om grootse huizen te bouwen of
zo nodig te verbouwen, opdat hun families haar
vrienden, zowel huiselijk als feestelijk konden ont
vangen. In Amsterdam wilden vele dezer mach
tigen een huis aan de grachten bewonen, zodat,
vooral aan de Herengracht, de huizen binnen één
generatie in prijs vaak verdubbelden. Bovendien
hadden deze patriciërs hun buitenhuis of hofstede
aan Amstel, Vecht of Diemermeer, waarvoor zij de
nodige vervoermiddelen moesten hebben. Zo hiel
den in 1742 te Amsterdam 697 particulieren paard
en rijtuig en vermeldt in 1757 de lijst der nalaten
schap van Mr Gerbrand du Fay: een koetscoupé
met rood trijp en een koets met geel trijp, voorts
een charet, speelwagen en romeinse sjeeseen toeslee,
arreslee, boerenslee en platteslee, benevens een
draagstoel. Zelfs de gezeten burger had vaak een
theekoepel of een speelhuis aan de Buitensingel,
Overtoom of Haarlemmer-trekvaart, om de Zondag
klein te krijgen. Ook andere steden en menig dorp
getuigen nog heden van het weeldeleven van toen.
Denkt men zich in, hoe bij deze wijze van leven
het nodige huispersoneel niet kon ontbreken, dan
10