kap met 5 platte vlakjes voor een vijfdelig aarde
werk- of porseleinstel bekroont het meubel.
13. De Porseleinkast van wortelnotenhout is in
plan trapeziumvormig. Het onderstuk, aan de voor
zijde rustend op klauwpoten, is „gebuikt" en heeft
overhoeks geplaatste, gegolfde kantstijlen waartussen
drie laden zijn. De zijwanden, een „lepe hoek" vor
mend met de voorzijde, hebben deurtjes, waarachter
zich kastjes bevinden die in plan driehoekig zijn.
Het koperbeslag is seriewerk in Lodewijk XVI-stijl.
De bovenkast heeft glaspanelen met dunne roetjes,
die horizontaal met de boorden of planken corres
ponderen. Zij wordt bekroond door een gegolfde
toogkap met vijf platte vlakjes voor het te pronk
zetten van een stel „pullen" of vazen.
14. De Hoekkast van manoniehout vormt in plan
een cirkelsector, waarvan de voorkant accoladevor-
mig gegolfd is en de zijden rechthoekig op elkaar
staan, daar dit bergmeubel in een hoek van de
kamer geplaatst wordt. Rustend met klauw-en-bol-
voet staande op een bolpoot, is het opgebouwd uit
een lage onderkast en een wat hogere bovenkast. Bij
de eerste zijn de panelen symmetrisch omgrensd
door een geschulpte en geprofileerde rand; bij de
laatste zijn zij in verband met de toogkap niet
symmetrisch, hoewel de geprofileerde rand herin
nert aan de vroegere Lodewijk XIV belijning. Een
golvende, krachtig geprofileerde kap met kuif en
plattevlakjes bekroont het meubel.
15. Tafel van notenhout, versierd met snijwerk.
De overhoeks staande, nog aan het vorige tijdvak
76