een krul, op een armstut. Aanvankelijk heeft deze laatste nog een S-bocht, doch later een eenvoudige holle vorm die bij de inplanting van de voorpoot ein digt. De rugleuning is zowel open als bekleed op de wijze gelijk bij de gewone stoel. De bergère en de chaise longue, reeds genoemd in het vorige hoofdstuk, komen nu meer in gebruik; zij ontlenen haar vormen aan de armstoel. De niet beklede houten gangbank wijzigt voor de zoveelste maal haar ornamentale detailvormen over eenkomstig de nieuwe richting. Echter de zitbank voor meer dan één persoon, zoals die in het vorige tijdvak samenhing met de hogerugstoel, verdwijnt. Daarentegen komt de zitbank met beklede en wat lage rug in de vorm van een verbrede, boven om schreven armstoel thans meer in gebruik. In navol ging van het overeenkomstig Franse meubel wordt ze bij ons eveneens canapé genoemd, een naam die daar sinds 1763 wordt gebezigd. Heeft de canapé geheel beklede zijwangen, zoals de bergère als arm stoel deze heeft, dan noemt men haar in navolging van Frankrijk sofa. Als grondstof voor deze zitmeubels dient noten-, iepen- en beukenhout; voor de goedkope meubels ook kersen- en pruimenhout. Echter neemt mahonie hout, vooral tegen het einde der eeuw, een grote plaats in. Wat de bekledingstoffen aangaat, zijn deze dezelfde als in het vorige tijdvak, waarbij op te merken valt dat de kostbare weefsels veel uit Frankrijk worden betrokken. 68

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 66