Als nieuw bergmeubeltype komt het lage buffet in
gebruik. Het is een commode, waarvan de boven-
lade behouden blijft en de andere laden vervangen
zijn door een kastje met twee draaideurtjes. Het
wordt een halvemaan-buffet genoemd, wanneer in
plan de voorzijde halfcirkel- of segmentvormig is.
Op het eind der eeuw worden de draaideurtjes wel
vervangen door latten schuifdeurtjes die in geopende
stand binnenwerks tot een cylinder zijn opgerold.
De grondstof der bergmeubels is dezelfde als in de
rococotijd, doch naarmate de eeuw ten einde loopt,
maakt het gefineerde wortelnotenhout op eikenhout,
plaats voor mahoniehout, al of niet gefineerd.
Het type van de tafel uit het vorige stijltijdvak blijft
zich handhaven. Omstreeks 1775 komt de rechte,
naar onder smaller wordende poot weer terug en
verdringt de bokkepoot, die na 1785 heeft afgedaan.
Deze rechte poot gaat niet meer vloeiend over in het
raamwerk der tafel, maar is op zichtbare wijze hierin
vergaard, veelal met een kleine sprong of „verken
ning". Ook de ronde poot in de vorm van een zuiltje
komt voor; hij is opgebouwd uit: basement, ge
canneleerde of gladde schacht en kapiteel. Bij meer
luxueuze kleine tafels ziet men snijwerk; vooral bij
de vaste penanttafel, die niet meer op consoles, doch
op twee, drie of vier poten rust, past men lofwerk
toe. Slingers, ranken, rozetten, kransen e.a. zijn hier
voor motieven. Het inlegwerk (intarsia) met fijn
houtsoorten of koper is eenvoudig en bepaalt zich in
64
3 WERKMEUBEL