EEN WOORD VOORAF
Hebben wij in Deel I getracht het karakteristiek te
geven van het binnenhuis en zijn meubels van het
einde der Middeleeuwen af tot het midden der 17de
eeuw, zo omvatte deze spanne tijds een kunstbewe
ging, waarbij de internationaal gerichte West-Euro-
pese gothiek uitbloeide, om plaats te maken voor een
meer nationale Noord-Nederlandse kunst, die tij
dens de 80-jarige strijd om de vrijheid volgroeide.
Vervolgens hebben wij in Deel II gepoogd ditzelfde
te doen voor het tijdvak 16501750, waarin de
vormgeving meer en meer onder invloed kwam van
het kunstzinnig gebeuren in Frankrijk, dat voor
West-Europa toen toonaangevend werd. Maar on
danks dit alles kon men nog van een Nederlandse
kunst spreken, al moge het woord nationaal hier
voor te weids klinken.
Thans in Deel III, omvattend het tijdperk 1750
1800, groeit de Franse invloed tot een ware hege
monie. De verering voor alles wat Frans is, voerde
staatkundig tot een nauwere binding en ten slotte tot
een volkomen inlijving bij dat land.
Als zodanig hebben wij de stof verdeeld in twee stijl
perioden, overeenstemmend met die der Franse bin
nenhuiskunst. Wel onderscheidt men daar op het eind
der 18de eeuw nog een Directoire-stijl, doch bij ons
kan deze vervallen op grond van later uiteen te zetten
overweging, zodat wij onze binnenhuiskunst 1750
1800 in een: Lodewijk XV- en Lodewijk XVI-stijl-
periode indelen.
6