Ook de in de vorige periode reeds voorkomende guéridon, stommeknecht en pronktafel zie Deel II nemen de vormen der rococo aan. Bij al deze tafels gebruikt men als grondstof hoofd zakelijk: noten-, eiken- en beukenhout, veelal mas sief, doch ook gefineerd. Bovendien beginnen maho niehout en in mindere mate ook exotische houtsoor ten voor te komen. Waar het zitmeubel meer direct samenhangt met de bouw van het menselijke lichaam en de 18de eeuwer zich vóór alles behaaglijk wil gevoelen binnenshuis, brengt de stoel dit in het bijzonder tot uitdrukking. Geen meubel is er dat de vernieuwing zo sterk tel kens toont en rekening houdt met de voortdurend zich wijzigende mode in de kledij. Vergeleken met de le helft der 18de eeuw wenst men de vorm nog meer confortabel en eist men een ongekend raffine ment, wanneer de geldelijke overwegingen, in wer kelijkheid of in schijn, geen rol spelen. In het huis van de kleine burger, evenals in de ver trekken van het dienend personeel der patriciërs- 42 A ft Stoelzittingen, randhout. Lodewijk XV-stijl. 4. ZITMEUBEL

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 40