komstig uit de Laat-Middeleeuwen en gedurende de Renaissance algemeen gehandhaafd, bij het meu bel minder in gebruik is. De verbinding van twee stukken hout geschiedt thans veel meer door lijmen. Hierbij worden de „borsten" (de te verbinden vlak ken) der twee stukken „koud" (als plat vlak) tegen elkaar gezet met een lijmlaag of lijmnaad daartus sen. Sterker en veerkrachtiger wordt deze construc tie, wanneer men in de beide borsten een gat hakt, waarin een platte, losse pen van hard hout, „deu- vel" of „schei" genaamd, „opgesloten" wordt. Blij ven bij het architectonisch begrip de passieve last en de actieve kracht elk afzonderlijk spreken als het gedragen wordende en het dragende deel, zo gaan bij een lijmconstructie deze elementen in elkaar over en wekken de illusie van een ondeelbaar geheel te zijn. Dit wordt bovendien nog gestimuleerd door het belijmen met fineer, een techniek, die een groot vakmanschap vereist, doch in sommige tijdperken geminacht wordt. Als zodanig nadert de meubel kunst in zekere zin de vrije kunst en kan aanleiding zijn voor een principieel conflict tussen de schepper van een meubel en de pur-sang bouwmeester. Thans geeft Frankrijk nog meer dan te voren de toon aan, en waar bovendien enige nieuwe meubel typen daar ontstaan, die in ons land navolging vin den, hebben wij ook de namen hiervan overgeno men. Men heeft echter te bedenken dat bij de Fran sen zelf niet altijd de benaming voor een bepaald meubel overal dezelfde is. Men vergelijke hiervoor een der meest gangbare boeken uit die tijd: Roubo, 35

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 33