andering, slechts de ruiten zijn groter. Omstreeks 1750 zijn deze 0.40 m hoog en worden tegen 1770 dr 0.50 m hoog. Blijft bij de zoldering van het kleine huis de balk laag in het gezicht, zo wordt in het herenhuis hier tegen het stucplafond aangebracht. Het vlakke, houten plafond, verdeeld in vakken die beschilderd werden, ziet men weinig meer; bovendien na de dood van de in Deel II genoemde schilder Jacob de Wit (16911756) komen geen belangrijke pla fondschilders meer voor. De indeling dezer vlakke plafonds door ter plaatse gemodeleerd ornamentaal stucwerk beschreven wij bij het plafond der gang. De schoorsteen, reeds in de le helft dezer eeuw onder de naam van Engelse schoorsteen bekend, blijft laag in vergelijking met de hoge schouw der 17de eeuw, en behoudt dezelfde hoofdvorm. De in plan trape ziumvormige nis vóór de wand is bekleed met een houten of marmeren mantel, die met plastisch orna ment weelderig is versierd. Hij wordt aan de boven kant afgesloten door een vloeiend golvende rococo- lijn. Een vooruitspringend plateau dekt aan de bovenzijde de mantel af. Is deze voorsprong groot genoeg, dan zet men hierop voorwerpen te pronk. De hoog opgaande boezem, geflankeerd door pilas ters, wordt bekroond door een lijst die veelal deel uitmaakt van de kooflijst, welke het vertrek om zoomt. Het tussen de pilasters gelegen vak wordt op verschillende wijze decoratief gevuld. Zo ziet men nu eens een fijn-omlijste grote spiegel, dan weer een 33 3

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 31