4- VOORHUIS EN GANG
Was het oorspronkelijke voorhuis opgegaan in de
gang, zo bleef het als naam voortbestaan en fun
geerde dan als voorportaal. De gang, practisch nog
altijd de doorloop, waarop de vertrekken en het
trappenhuis uitmonden, behoudt haar represen
tatief karakter en is daarom behoorlijk verlicht. Dit
licht valt veelal binnen door een raam boven de
ingangsdeur. In navolging van voor de veiligheid
aangebrachte ijzeren hekwerken bij pakhuizen,
komen in de le helft der 18de eeuw bij woonhuizen
ijzeren sierramen daarbij voor. In de 2de helft der
eeuw worden deze vaak van hout, versierd met snij
werk, vervaardigd. In dit snijraam worden dikwijls
de initialen (ingewikkeld) en voorwerpen betref
fende des bewoners bedrijf of handel verwerkt.
De vloer, in de kleine burgerwoning van hout, in
het grotere huis van witte en zwarte tegels, wordt in
het herenhuis, evenals in het vorige tijdvak, belegd
met Italiaanse witmarmeren platen. Deze, tot 2.50 m
in het vierkant groot, zijn grillig geaderd of gevlekt,
doch waar ze volgens een door het midden der gang
lopende as symmetrisch worden gelegd, doet dit
lijnen- of vlekkenspel als geheel vrij rustig aan.
De wanden, bij het kleine huis geheel met wit stuc
werk bepleisterd, hebben een plint van hout of
tegels. Bij het grotere huis krijgen zij een marmeren,
0.80 tot 1 m hoge borstwering, welke een indeling
vertoont gelijk aan die van de houten lambrizering
der kamers. Daarboven, in stucwerk uitgevoerd, is
27