verleidt dit alles een lichtelijk dromend mens de intensivering van het licht in verband te brengen met de alom verkondigende leuze der 18de eeuwers, dat zij kinderen zijn van een „verlichte eeuw". Hoewel gave, complete interieurs van woonhuizen zeldzaam zijn, is men voor dit doel meer aange wezen op binnenhuizen van stichtingen, openbare gebouwen of die welke in musea zijn ondergebracht. Maar ook een poppenhuis, het speelgoed van grote mensen, kan ons een inzicht geven op dit gebied. De strenge scheiding der ambachten door het gilde gemaakt, leeft nog voort, zodat ieder op zijn eigen afgebakend terrein slechts mocht werken en ver kopen, teneinde geen boete op te lopen. Zo zijn er in 1765 te Amsterdam 51 gilden, waarbij men in het zo belangrijke timmermans- of St. Josefsgilde onderscheidt de: „huystimmerlieden, kassenmaakers of schrijnwerkers, stoelenmaakers, Spaansche stoelen- maakers, lijstenmaakers, witwerkers e.a." De laatsten arbeiden in „wit", d.i. meer zacht hout, en maken „kleyn schrijnwerk" (stoven, thee- en schenktafels) hard hout was hun verboden te verwerken. En hoe wel hier de meubelmaker niet, gelijk in Frankrijk aan het hof van een koning, tot vrije kunstenaar kan uitgroeien, zo zal hij toch zijn schoon werkstuk bij tijd en wijle signeren door zijn naam, beginletters of meesterteken met een stempel in te branden. In Frankrijk werd dit, ten einde beunhazerij tegen te gaan, in 1743 hoewel reeds in 1467 voorge- 16 1. AMBACHT

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 14