dat hij daarover niet verwonderd behoefde te zijn,
dewijl deze „coquins" zóó goede soldaten waren, dat
ze niet alleen in meerder getal jegens zulke meesters
durfden te velde gaan, maar ook wel in gelijk aantal,
en zoo Bréauté dit wilde beproeven met 20 meesters
tegen hem (Lekkerbeetje) met 20 ruiters van zijn
compagnie, indien hij plaats en tijd zou noemen, zij
hem tegemoet zouden trekken.
Bréauté kon dien smaad niet verdragen en nam de
uitdaging aan. Trompetters gingen over en weer en
de Vughterheide werd als strijdtooneel bepaald, daar
Lekkerbeetje, die door de Staatschen vogelvrij ver
klaard was, zich niet verder van de vesting durfde
wagen. Overeengekomen werd, dat men zonder be
drog zou vechten.
Ofschoon de Prins aan Bréauté den strijd ontried,
daar voor hem als Fransch Edelman eer noch reputatie
tegen een vogelvrijverklaarden verrader en schelm
van niet edel bloed was te behalen, wilde Bréauté
daar niet van hooren en trok van Geertruidenberg
uit met zijn partij en overnachtte den vierden Februari
op het kasteel te Loon op Zand.
Den anderen morgen vroeg sprak hij zijn biecht,
hoorde de Mis en reed voorts naar Vught, alwaar de
Heer van Grobbendonck Spaanschen wijn, brood en
kaas voor de manschappen had doen brengen, waar
van Bréauté geen gebruik wenschte te maken, in tegen
stelling met zijn manschappen.
Nadat Lekkerbeetje met zijn volk de heide was op
gereden, zijn de Trompetters aan beide zijden elk
elkanders partijen gaan tellen, hetwelk geschiedde te
één uur na den noen, waarna men aan beide zijden
zich bij elkander voegde om de charge te gaan slaan.
Nadat Bréauté den persoon van Lekkerbeetje en zijn
62