Brabant had te veel om te sterven en te weinig om te
leven, van welke ellendige toestanden 's-Hertogenbosch
waarvan Simon Pelgrom getuigd had: „plaets tot
vele saecken bequam geleghen" in gelijke mate den
terugslag ondervond en de figurantenrol moest gaan
spelen van plattelandsstadje.
Van den bloei der Hollandsche steden in de 17e en
18e eeuw bleven de Brabantsche steden geheel ge
speend. Alle handel en de daaruit spruitende welvaart
werd onmogelijk gemaakt.
's-Hertogenbosch werd niet, zooals bv. Grave, Steen
bergen, Willemstad, Maastricht op den verpachtings
voet behandeld volgens de z.g. „Brabantische lijst",
die minder drukkend was dan de belastingen, die in
het rijke Holland, dat de hoogste belastingen betaalde,
werden geheven, maar werd bezwaard met de Holland
sche belastingen en daardoor altijd sterker getroffen.
Bij de Capitulatie was beloofd ,,de ingezetenen met
Soeticheit en goedertierenheid te tracteeren". Wanneer
echter als in vele andere gevallen om een mildere
behandeling werd gerequestreerd, werden die ver
zoeken botweg geweigerd of legden de Algemeene
staten die zonder meer naast zich neer. Gevoelens
van gerechtigheid of menschlievendheid ten opzichte
van Brabant bestonden bij de Hoogmogende Heeren
niet. Brabant zou een niemandsland moeten worden,
om voor niemand een begeerige prooi te zijn, een land,
waar voor invallende troepen niets meer zou zijn te
halen.
's-Hertogenbosch bleef sinds die tijden als sterke grens
vesting, als poort naar het Noorden en als Maasover
gang in militair opzicht echter nog steeds van groote
beteekenis, waartoe al het water van Waal, Maas,
Dommel en Aa daarheen werd geleid.
40