Nederlandsche „vroegen". Bosch staat alleen, onna
volgbaar. Op eenvoudige wijze heeft voor eenige jaren
's-Hertogenbosch zich van een eereschuld gekweten,
door zijn standbeeld op de Markt te plaatsen, midden
tusschen het gewoel van burgers, kramers, venters,
kooplui en landlieden, op dezelfde markt, waar hij
heeft gewoond en het heele Bossche leven zich steeds
geconcentreerd heeft en zich nog dagelijks concen
treert, waar hij zijn medeburgers, wier eb en vloed
hem vermoedelijk zoovele inspiraties gaven, dagelijks
gadesloeg en wier typen hij op zijn schilderijen bracht,
typen, die een scherp waarnemer heden ten dage
nog kan opmerken.
De Rederijkerskamers, die zich bij de intrede der
renaissance geducht weerden, hebben te 's-Hertogen
bosch een belangrijke en succesvolle rol gespeeld.
Op St Laurensdag van 1551, omtrent 4 uur in den
namiddag, is ingehaald binnen 's-Hertogenbosch de
prijs van de meesters van de dwazen, dien zij in Brussel
hadden weten te bemachtigen. Die Rederijkers hebben
hun intocht gehouden met 15 man te paard en nog
drie wagens bedekt met groen laken, waarvan de
eerste wagen pronkte met den behaalden prijs, zijnde
drie zilveren en tien tinnen schalen.
Geen wonder, dat de afstammelingen van deze prijs
winnaars (vandaag zouden we ze „komiekelingen"
noemen), van een Carnavalspretje vol luim en jolijt
geen afkeer aan den dag leggen.
Maar naast het spel der dwazen legden de Bossche
naren zich ook op ernstiger zaken toe.
Zoo is in Augustus 1561 naar Antwerpen opgetrokken
om deel te nemen aan het groote „Landjuweel", waar
niet minder dan 14 Rederijkerskamers zich zouden
meten, dc Bossche Rederijkerskamer „Mozes Bosch"
22