Kapittel te Dijon door Philips met 6 vermeerderd. In
1516 werd het ledental door Karei V bij gelegenheid
van het Kapittel te Brussel tot 50 Ridders uitgebreid.
Het laatste Kapittel, het drie en twintigste, werd in
1559 te Gent gehouden. De Apostel Andreas was de
patroon der Orde.
De zinspreuk der orde luidde: „Pretium non vile
laboris". Het teeken der orde was een gouden rams-
vacht, die aan een blauw geëmailleerden vlammen
spuwenden vuursteen hangt. De code der orde be
vatte de ridderdeugden, waaraan de leden hadden te
voldoen. Bleven zij daaraan in gebreke, dan werden
zij van hun lidmaatschap vervallen verklaard, hun
wapenbord weggenomen en daarvoor in de plaats
het vonnis aangebracht.
Zoodra aan den Franschen Koning Lodewijk XI de
dood van Karei den Stoute bericht was, maakte hij
zich onmiddellijk van Bourgondië en Picardië meester
onder voorwendsel ze voor zijn lieve Peetedochter
„Mademoiselle de Bourgogne" in bewaring te nemen
tegen een of andere vijandige hand, die misschien
haar erfgoed zou kunnen aanranden.
De ridders en veldheeren, door Maria van Bourgondië's
vader en grootvader verheven en verrijkt, verlieten
en verrieden haar bijna allen om hun diensten den
Franschen koning aan te bieden. Bijna zonder slag
of stoot vielen die gewesten in Lodewijks handen.
Het eenmaal zoo bloeiend Bourgondisch gebied was
bij het huwelijk van Maria met Maximiliaan in een
betreurenswaardigen toestand geraakt.
Maximiliaan, niet bij machte het verloren gebied van
Karei den Stoute te heroveren, noch die ontrouwe
dienaren te kastijden, nam het hem ten dienste staande
middel ter hand met de edelen in het recht te treden
18