66 pen heeft de vereniging „De Hollandsche Molen" van het jaar 1924 af niet alleen morele steun verleend, doch haar jaarlijks tevens een Rijkssubsidie toegekend. Op 2 October 1924 zond de toenmalige Minister van Onderwijs, Dr J. Th. de Visser, een circulaire aan alle burgemeesters in Nederland, waarin hij wees op het grote belang van het behoud van de windmolens en de heren burgemeesters verzocht, hem onverwijld kennis te geven van eventueel in hun gemeenten bestaande plan nen tot afbraak van of verandering aan windmolens en de eigenaars te vragen, met de uitvoering dier plannen te wachten tot van departementswege een onderzoek zou zijn ingesteld. Hij berichtte voorts, dat naar het hem voorkwam in vele gevallen al te spoedig werd aangeno men, dat mechanische drijfkracht voordeliger was dan windkracht, tengevolge waarvan veel meer molens ver dwenen dan gemotiveerd was, en voegde er aan toe: „Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren, dat „het in vele gevallen niet onmogelijk zal blijken, met „behoud van zijn uiterlijk, aan den oudhollandschen „windmolen verbeteringen aan te brengen, waardoor „hij aan de mededinging van moderne krachtwerktuigen „het hoofd zal kunnen bieden, zonder aan schoonheid „te verliezen". (Men vergelijke de hiervoren genoemde prijsvraag.) In 1927 heeft de toenmalige Minister van Waterstaat, Mr H. van der Vegte, zich persoonlijk op de hoogte ge steld van de radicale modernisering van de molen in de polder Waardenburg volgens het inmiddels weer verbeterde systeem Dekker. Daarop richtte hij zich in een missive tot de Colleges van Gedeputeerde Staten met het verzoek, er bij de polderbesturen op aan te dringen, in voorkomende gevallen kennis te nemen van hetgeen bereikt was ter verbetering van windmolens en niet te spoedig tot verandering van bemalingswijze te besluiten. In 1930 richtte de Minister van Onderwijs zich weder om tot alle burgemeesters in Nederland en vestigde

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 81