van een oliemolen, ontleend aan „De Windmolens uit de Zaanstreek" van W. Buys Pzn.: „Aangaande het Rouwen van de Molens bij het over lijden van Mijnheer de Patroon: alle houten er af, „20 in getal en de molen in kruisnet, en staan met ,,'t gezicht naar 't sterfhuis. „Voor de vrouw van den Patroon: 19 houten. De „binnenroed schoon en de buitenroed één oplaten, „en de molen te kort zetten, en staan. De drie schoo- „ne enden omhoog. „Voor een kind van den Patroon: 13 houten afha- „len, 6 van de binnenroed, 7 van de buitenroed en „als hij staat 17 houten en daar de meeste houten „van de roed af zijn omhoog zetten. Malen met de „onderhouten op. „Voor een broeder van den Patroon: 4 van de bin nenroed en 5 van de buitenroed en als hij staat 13 „houten in het geheel. Malen met de onderhouten „op. „Voor neef of nicht: 2 van de binnen- en 1 van de „buitenroed en als hij staat 7 houten en dan slim „zetten. Malen met de onderhouten op." Deze regels - die bij nauwkeurige bestudering zeker te ontcijferen zijn! golden voor de tijdsperiode tussen het overlijden en het eind van de begrafenis. Hoe daar na werd gerouwd valt niet uit deze aantekening op te maken. 5. Kreupel of onkant". Bij deze stand staat de onder ste wiek tussen overhek- en vreugdestand in. Het is het teken waaruit blijkt dat de molen tijdens het malen defect is geraakt en het gewenst is dat de molenmaker onverwijld naar de molen komt. Vandaar de Friese be naming „timmerscheef" of „timmerrouw". Ook dient dit teken om aan te geven dat enig ongeval is geschied en men om die reden niet verder maalt. 6. „Hakscheef". Een korenmolen stelt men wel eens hakscheef, d.w.z. tussen overhek- en rouwstand in. Dit 56

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 69