waardig dat in Friesland en de Achterhoek deze zelfde
stand „rouw" uitdrukt. Ook omgekeerd betekent de
Hollandse rouwstand daar vreugde!
Bij grotere feesten werd de molen „mooigezet", waar
over straks het een en ander gezegd zal worden.
4. „In touw". Bij deze stand is de molen stil gezet
juist nadat een der wieken van de binnenroede de verti
cale stand heeft gepasseerd; deze wiek heet dan „gaan
de". Het begrip „gaand" is naar het ons voorkomt in
derdaad meer verwant met de rouw dan het begrip „ko
mend", dat dan ook in Holland op vreugde betrekking
heeft. Dit rouwen van de molen duurt vrij lang. De ter
mijn is een jaar en zes weken, hoewel men niet altijd en
niet overal hieraan de hand blijkt te houden. Het spreekt
wel vanzelf dat de wieken slechts in vreugde- of rouw
stand worden geplaatst wanneer er niet te malen valt;
voor vreugde- of rouwbetoon wordt het arbeidsproces
vrijwel nimmer onderbroken. Een uitzondering hierop
vormt de sympathieke gewoonte, de molen in rouwstand
te plaatsen tijdens het voorbijgaan van een begrafenis
stoet. Op deze even kiese als karakteristieke wijze be
toont de mulder zijn respect voor de overledene en zijn
deelneming in het verdriet van de nabestaandenNa
het passeren van de stoet wordt de arbeid hervat. Men
kent ook het zgn. nakruien van de molen bij een derge
lijke gelegenheid: het wiekenkruis („het gezicht" van
de molen) volgt de richting van de stoet, totdat het
ten slotte in de richting van het kerkhof staat. Volgens
de gewoonte gaat het rouwen vóór de vreugdestand,
d.w.z. wanneer er in een dorp een groot feest is en alle
molens staan in verband daarmede in de vreugdestand
dan zal de rouwende molen in rouwstand blijven.
Een geheel andere wijze van rouwen kent men in de
Zaanstreek. Dit geschiedt hier door het afslaan van de
windborden, en wel steeds meer afgeslagen windborden
naarmate de relatie met de molenaar nauwer is. Hier
is een aantekening van een oude Zaanse „blokmaalder"
55