ongebruikt zal blijven. Ook een molen die „op de sloper
wacht" zet men in de aangegeven stand. De polder
molens, die gedurende een droge zomer weinig te malen
hebben, ziet men in die tijd vrijwel altijd in overhek-
stand. Het gevaar voor blikseminslag schijnt bij deze
stand 't geringst te zijn. Ziet men een poldermolen in
deze stand, doch met volle zeilen belegd, dan wil dit
zeggen dat de molenaar te kennen geeft, dat er wel
waterbezwaar is en hij ook wel wil malen, doch dat het
water niet snel genoeg naar de molen kan toestromen
tengevolge van het welige tieren van onkruid en wieren
in de naar de molen leidende sloten. De poldermeesters
dienen er dan op toe te zien dat de sloten worden ge
reinigd, hetgeen overigens bij de periodiek terugkeren
de „schouw" is geregeld. Deze stand noemt men de
„proteststand".
3. „In vreugde". Men zet de molen in vreugdestand
door een der wieken juist zo te zetten dat hij de verti
cale stand nog niet bereikt heeft. De wieken draaien,
als men met 't gezicht naar ,,'t gezicht" van de molen
staat gekeerd, in een richting, tegengesteld aan die van
de wijzers van een uurwerk. Het wiekenkruis wordt nu
stil gezet juist voordat een der wieken van de buiten
roede door de verticale stand heen zou gaandeze wiek
staat dan „komend". Alle wieken staan dan iets „te
kort" voor de werkstand. Men mene niet dat dit verschil
niet gauw op te merken zou zijn; een ieder die deze
molentekens verstaat en vroeger waren zij ten platte-
lande algemeen bekend ziet onmiddellijk dat er iets
vreugdevols bij de molenaar gaande is, in hel bijzonder
wanneer daarbij onze nationale driekleur op de kap
wordt geplaatst. Een typisch Hollandse aanblik, zo'n
molen in vreugdestand in de wijde polder! De molenaar
geeft te kennen, dat zijn gezin is vermeerderd, of dat
zoon of dochter in 't huwelijksbootje zullen stappen.
Ook wanneer dijkgraaf of poldermeesters een huiselijk
feest vierden was dit voor de molenaar aanleiding zijn
werktuig in vreugdestand te zetten. Het is wel merk-
54