53 zonder te zwichten; men probeert elkaar dan ,,uit de zeilen te jagen". Het is mogelijk dat een molen zelfs met lege hekken nog te snel draait; meestal zal men de molen dan stil zetten. Men kan echter ook nog overgaan tot het afslaan van de windborden. Iedere wiek bezit tussen roede en windzoom nl. een drietal, in de Zaanstreek een vijftal afneembare windborden. Ook hier wordt het eerst aan de topeinden gezwicht. De windmolens, vanouds in wijde omtrek zichtbaar, werden vroeger en worden ook thans nog wel benut voor het overbrengen van mededelingen door middel van het in een bepaalde stand zetten van de wieken; een wiekencode dus. Men kent in het bijzonder de vreugdestand en de rouwstand, daarnaast zijn er tekens met een meer practische betekenis, b.v. die beduiden dat de molen om werk verlegen is, dat de molenaar protesteert tegen vervuiling van het polderwater, e.d. Wij zullen deze bijzondere standen eens nader onder de loupe nemen: 1. „Eén roede voor de borst". Dit is de zgn. werkstand, waarbij de ene roede geheel verticaal wordt gesteld en de andere derhalve precies horizontaal. In deze stand zet de mulder 's avonds of bij het optreden van wind stilte zijn molen stil, omdat dit de stand is waarbij on middellijk begonnen kan worden met het beleggen der zeilen zodra men weer aan de slag wil gaan. In Vlaanderen kent men dezelfde stand, waarbij dan bovendien alle wieken met de zeilen zijn belegd. Dit is het teken dat de mulder om werk verlegen is en de boeren hun graan kunnen komen brengen om het te laten malen. Men zegt dan dat de molen „te bedelen" staat, of „op schooi". In Holland kent men dit gebruik niet. 2. „Overhelt" of „overkruis"Hierbij vormen de wieken een hoek van 45° met de horizon. Deze stand geeft men de molen in het algemeen wanneer hij voor langere tijd

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 66