der windmolens te ijveren zo niet kon worden aange toond dat zij economisch nog wel degelijk bestaans recht hadden. Men is vaak op lichtvaardige gronden overgegaan tot het mechaniseren van oude muldersbe- drijven en tot het vervangen van poldermolens door electrische gemalen. Zoals met vele nieuwe uitvindingen het geval is heeft men de betekenis van de steenkool- en olietechniek met als moderne exponent de electri- citeit lichtelijk overschat. Evenals men na de intrede der spoorwegen de mening was toegedaan dat het weg verkeer in beginsel reeds zou hebben afgedaan dacht men bij de installatie van motorische gemalen dat de windmolen ten dode gedoemd was. En we hebben allen kunnen constateren hoe moeilijk diezelfde spoorwegen het in de jaren vóór de tweede wereldoorlog hadden in hun concurrentie met het eens als „verouderd" be schouwde wegverkeer. Daarnaast heeft men gezien hoe de veel als „ouderwets" gesmade windmolens in de oor logsjaren bij uitvallen van bijkans alle overige energie bronnen de polders bemaalden en het graan vermaal den voor de hongerende bevolking. Men moet niet te licht denken over het nut van de oude wiekendragers in tijden van rampspoed! God verhoede dat ons land nog weer eens wordt betrokken in een wereldkrijg als die welke wij zo juist hebben moeten doormaken, doch wij moeten ons bezinnen en beseffen dat, als dit ge schiedt, wij moeten kunnen zeggen dat we hebben ge daan wat enigszins mogelijk was om het leed en de nooddruft tot het uiterste te beperken. En een zeer be langrijk onderdeel van dit rampspoedprogramma zal dienen te zijn: het conserveren van alle nog beschik bare molens! In vele gevallen is ook voor en na de oorlogsperiode bovendien kunnen worden aangetoond dat windbe- maling, mits met toepassing van de moderne vindingen, economisch te preperferen valt boven de electrische be maling. Juist ook in deze tijd van brandstoffenschaarste en de- 49

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 62