42
vijzel en heeft de wateras uiteraard een andere stand
dan bij de schepradmolen.
De overige onderdelen van de molen zijn in hoofdzaak
gelijk aan die van de reeds eerder beschreven koren
molen.
Ook in vele poldermolens komen hulpaggregaten voor,
b.v. Kromhout-motoren, die het mogelijk maken de
polder te bemalen in tijden van windstilte met veel
regen. Inderdaad had men vroeger in zulke perioden
nog wel eens waterbezwaar en in verband met het feit,
dat men in deze tijd steeds hogere eisen aan de bodem
gaat stellen waren deze hulpinstallaties welkom. Be
halve de reeds genoemde ruwe oliemotoren werden ook
electrische installaties toegepast. Op deze wijze werden
vele molens gered; op deze wijze ook werd in andere
gevallen het begin van de ondergang van de wind
molens ingeluid! In die gevallen verdween na enige tijd
vaak de bovenhelft van de molen, en van het beneden
deel werd gebruik gemaakt om daarin een volledige
bemalingsinstallatie op te stellen. Misschien wel prac-
tisch, doch aesthetisch ongetwijfeld een monstrum!
Een overzichtje van de poldermolens zonder vermelding
van hun kleinere broeders, de tjaskers van Friesland en
de weidemolentjes of aanbrengers van Noord- en Zuid
holland ware niet compleet.
De tjasker (zie afb. 7) is de primitiefste vorm van
windwatermolen. Het is niet meer dan een wiekenkruis
met in het verlengde van de as een zgn. tonmolen. Deze
tonmolen vertoont overeenkomst met de vijzel; het is
evenals deze een schroefvormig opvoerwerktuig, dat
zich niet, zoals de vijzel, in een halfcirkelvormige kuip
bevindt, doch in een volkomen gesloten cylindrische
ton en daar ook vast mede is verbonden. Een krui-
inrichting ontbreekt hier; de tjasker wordt op de wind
gesteld door hem om te slepen om een lage spil. Hij is
opgesteld in een ring, gevormd door een aarden wal,