25
reidden de in vroeger dagen zo begeerde tabakssnuif.
Verandering in de „mode" maakte een einde aan hun
bestaan. De molens „De Ster" en „De Lelie" aan de
KralingsePlas te Rotterdam maken thans nog snuif, vnl.
voor gebruik in kloosters. Van veel belang waren de
volmolens, waar lakense stoffen werden gevold ge
vuld, of dicht gemaakt), hetgeen eertijds met de voeten
of in rosmolens geschiedde. Een ander bedrijf, dat in
nauw verband stond met de zeilvaart, werd uitgeoefend
in de zgn. hennipkloppers, waar scheepstouw werd ver
vaardigd. Dit was evenwel geen typisch Zaanse in
dustrie.
De runmolens dienden tot het malen van eikenschors,
waaruit de run werd bereid; een waardevol product
voor het looien van leer. Volledigheidshalve dienen
nog vermeld te worden de verfmolens, cementmolens en
mosterdmolens. Deze laatste soort was van welhaast
minuscule afmetingen.
Toen de Zaanse industriemolens weinig emplooi meer
vonden (eind 19de en begin 20ste eeuw) diende de
Zaan als „molenreservoir" voor overig Nederland:
werd een molen afgekeurd of door brand vernield, dan
was er in de Zaanstreek altijd wel een exemplaar te
koop, dat als goede plaatsvervanger dienen kon.
We willen nu in het bijzonder onze aandacht wijden
aan de oudst bekende industriemolen, de korenmolen.
Deze heeft zich van de oudste tijden af tot op de hui
dige dag vooral in de dorpen en op het platteland vrij
goed kunnen handhaven. Aanvankelijk waren het
zoals we hierboven reeds zagen standerdmolens. Van
deze standerdmolens zijn echter nog slechts ongeveer
vijftig exemplaren in ons land over. Verreweg het
grootste deel der korenmolens bestaat thans uit stelling
molens (zie afb. 9). De graanmolen in een dorp voor
ziet in een onmiddellijke en dagelijkse behoefte; zijn
aanwezigheid vaak temidden van de golvende graan
velden maakt ver transport overbodig. Over de kwali-