24
tweede helft van de negentiende eeuw zijn de pelmolens
door de stoompellerijen verdrongen.
Van groot belang waren ook de papiermolens. De eerste
papiermolen was „De Kauwer" te Westzaandam, spoe
dig gevolgd door enige andere, die uitsluitend zgn.
grauw- en blauwpapier fabriceerden. Deze papiermo
lens waren kenbaar aan de lange droogschuren en de
schoorstenen, die aangaven, met hoeveel schepkuipen
het bedrijf was uitgerust. Men kende toen al wat wij nu
noemen het „Oudhollandse" geschepte witte papier, dat
echter niet in de windmolens, doch in de waterrad
papiermolens op de Veluwe werd vervaardigd door uit
Frankrijk uitgeweken papiermakers (o.a. Martin Or-
ges). Deze Veluwse papiermakers moesten in 1673
wederom de wijk nemen voor de Franse legers van
Lodewijk XIV. Zij vestigden zich in Holland, in het
bijzonder in de Zaanstreek, en van die tijd af legde men
zich aan de Zaan ook toe op de vervaardiging van wit
geschept papier. Het grondmateriaal bestond uit lom
pen; deze werden met behulp van de „Hollander", een
ingenieus werktuig, fijngehakt. Aan de zuiverheid van
de gebruikte grondstoffen en de deskundigheid der
papiermakers ontleende dit papier zijn hoge kwaliteit;
het was ook in het buitenland zeer gezocht en werd
voornamelijk gebruikt als boekdrukpapier. Tot in de
tweede helft van de negentiende eeuw het velijnpapier
werd uitgevonden en de buitenlandse concurrentie toe
nam, kende deze tak van het windmolenbedrijf een tijd
perk van grote bloei. De molen „De Schoolmeester" te
Westzaan is de enige thans nog werkende papiermolen.
Het zou te ver voeren, in dit bestek een volledig beeld
te geven van alle windmolenbedrijven, die men in de
Zaanstreek en in Holland kende. Met een korte vermel
ding der overige bedrijven moge worden volstaan. Voor
het veel geëxporteerde scheepsbeschuit beschikte men
over een groot aantal forse korenmolens, die hun meel
leverden aan ongeveer 100 grote bakkerijen. De snuif
molens, evenals de specerijmolens klein van bouw, be-