23 ten zelf hun gezaagde hout. Tegen het einde van de achttiende eeuw ging het met deze nieuwe industrie weer bergafwaarts; ook andere landen gingen zaag molens bouwen (Rusland, Zweden) en bovendien hief Engeland 1780 zware invoerrechten op gezaagd hout. De Vlaming Lief Andriesz. van Moerbeke is waar schijnlijk wel de eerste geweest die een windoliemolen bouwde in Nederland, en wel te Alkmaar in 1582. In Vlaanderen kende men dit type al eerder. (Deze Vla ming, van wie de beroemde Nederlandse molenbouwer Leeghwater melding maakt, deed ook al van zich spre ken doordat hij in 1573 de eerste windmolen met draai bare kap zou hebben geconstrueerd. Er zijn echter vele aanwijzingen die erop duiden, dat er voor 1573 reeds lang molens met kap in zwang waren.) De oliemolens persten de olie uit daartoe geschikte zaden met behulp van zware stampers; zij waren voorzien van een brede deur met steiger, welke steiger werd gebruikt om met behulp van een kraan de olievaten in de schuiten te laden. Deze industrie heeft zich' in de loop der eeuwen vrij goed weten te handhaven; eerst omstreeks 1900 sneuvelen de oliemolens in grote aantallen. De oorza ken, nl. verder schrijdende rationalisatie en mechanisa tie, waren niet specifiek voor het bedrijf. Ter andere plaatse zal er nog gelegenheid zijn daarop terug te komen. De eerste pelmolen werd in 1660 gebouwd te Koog aan de Zaan. Hij was speciaal ingericht tot het pellen van gerst. De latere pelmolens werden gebruikt tot het pel len en polijsten van uit Indië geïmporteerde rijst. De eerste pelmolenaar van de bovenbedoelde molen werd „Pel" genoemd; zijn geslacht leeft tot op de huidige dag onder die naam voort! In de pelmolen worden de gerstekorrels in snel wentelende beweging gevoerd langs de binnenzijde van een van gaatjes voorziene trommel. De naar de binnenzijde gekeerde scherpe kantjes van ieder gaatje „pellen" de korrels. In de

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 28