meest eikenhout, opgetrokken. Zij ontleenden en ont lenen, want er zijn nog verscheidene exemplaren van dit type in ons land aanwezig, hun naam aan de stan derd, een zware, verticaal opgerichte spil, waaromheen het gehele molenhuis, waarin zich de maalstenen („steenkoppels") bevinden, draaibaar is. Deze standerd rust op een kruis van zware eiken balken en wordt in verticale stand gehouden door dubbele schoren. Het ge heel rust op vier zware gemetselde voeten (de zgn. teer lingen). De molenaar kan zijn werkruimte betreden door middel van een trap, aan de achterzijde van de molen aangebracht. Deze trap draait dus bij het op de wind zetten van de molen met het molenhuis mede, evenals de „staart". Hierover later meer bij het „kruien". In principe is de constructie van zo'n molen zeer een voudig. Boven in de molen bevindt zich de molenas, welke aan de voorzijde het dikst is. Door deze zware kop van de molenas zijn twee roeden gestoken, een binnen- en een buitenroede. Aan deze roeden vindt men het zgn. hekwerk, waarop de molenzeilen kunnen wor den vastgemaakt. Bij invallende wind gaat het wieken- kruis en daarmede de molenas draaien. Op de molenas is het kroonwiel gemonteerd, dat zijn draaiende bewe ging via een tandrad, de zgn. bonkelaar, overbrengt op een of meer verticale spillen, die met behulp van an dere tandraderen hun beweging overbrengen op de bovenste van twee op elkaar liggende, van groeven voorziene molenstenen, waartussen het graan vermalen wordt. In het hoofdstuk over de industriemolens zal hierover nog in detail worden getreden. Voor 't ogenblik willen we ons nog even bij het oude standerdtype bepalen. Men onderscheidt open standerd molens, waarbij het onderste deel van de molen geheel open is gebleven en de balken dus zichtbaar zijn, en gesloten, waarbij deze onderhelft van een bekleding is voorzien en aldus in een hok is herschapen, waaraan de 13

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 16