LITERATUUROPGAVE
117
I BETREFFENDE DE GESCHIEDENIS VAN DE WIND
MOLENS.
G. Doorman. Octrooien voor uitvindingen in de Nederlanden uit
de 16e—18e eeuw, eerste reeks aanvullingen. 's-Gravenhage,
Martinus Nijhoff (1942).
J. G. de Roever. Jan Adriaenszoon Leeghwater. Amsterdam,
N.V. Wed. J. Ahrend en Zn (1944).
II BOEKEN VOOR MOLENMAKERS.
L. van Natrus, J. Polly en C. van Vuuren. Groot volkomen Moo-
lenboek. Amsterdam, Joh. Covens en Corn. Mortier (1734-'36).
Joh, van Zijl. Theatrum machinarum universale of Groot Alge
meen Moolenboek I. Amsterdam, Petrus Schenk (1761).
Dr. S. Bleekrode. De nieuwste verbeteringen en uitvindingen
met betrekking tot de Wind- en Korenmolens. Groningen,
P. S. Barghoorn (1844).
R. Buchanan. Practische Bijdrage tot de Bouwkunst der Molens
enz. Amsterdam, W. de Grebber (1845).
J. H. Harte. Volledig Molenboek. Gorinchem, A. van der Mast
(1849).
G. Krook. Theoretisch en Practisch Molenboek voor Ingenieurs,
Aannemers, Molenmakers enz. 's-Gravenhage, Erven Doorman
1850-'53).
Het Prinsenmolenboek. Wageningen, H. Veenman en Zonen
(1942).
III ALGEMEEN.
„De Hollandsche Molen en de TVindbemalinf?'uitgave van het
Kon. Instituut van Ingenieurs, 1926. Gedrukt bij Belinfante,
's-Gravenhage.
C. Visser, A. ten Bruggencate en J. Schregardus. Onze Holland
sche Molen. Amsterdam, „De Spieghel", deel I (1926) en
deel II (1929).
Ir. A. ten Bruggencate. Hollandsche Molens. Uitgave van Tiele-
man en Dros, Leiden (1927).
Dr. H. de Vis. De Folklore van de Windmolens. Merchtem, Boek
drukkerij M. Sacré (1928).
Alfred Ronse. De Windmolens. Brugge, Desclée de Brouwer en
Co. (1934).