Ook treft men in Vlaanderen nog een bijzonder soort standerdmolen aan, waarbij het onderstuk gewijzigd is in een massief stenen onderbouw, waarop het molen huis draaibaar is (zgn. kotmolens)De standerdmolens zijn in België vaak voorzien van eigenaardige aan bouwsels aan het molenhuis, die van direct nut zijn voor de mulder doch niet altijd even fraai, hoewel in bijzondere gevallen deze bouwkundige speelsheid toch wel eens geestig kan aandoen. Naast de standerdmolens vindt men bij onze Zuider buren veel bovenkruiers. Men treft weinig verschillen aan met de Hollandse bovenkruiers. De standerdmolens zijn ongetwijfeld inheems; de vervolmaakte boven kruier vertoont Hollandse invloeden. Het aantal in België nog aanwezige molens kan op dz 300 worden geschat. Het is er met de bescherming van de windmolens slechter gesteld dan bij ons. In Frankrijk vinden we eveneens nog standerdmolens van het oude type. We denken daarbij in de eerste plaats aan de Kasselberg in Frans Vlaanderen, een vrijwel alleenstaande heuvelrug van 157 m hoogte, welke eertijds „beplant" was met tientallen fraaie stan derdmolens. In het Zuiden van Frankrijk (Garonne) vinden we nog ouderwetse poldermolens; in het Zuid- Oosten primitieve stenen torenmolens met puntdak. Duitsland heeft op molengebied ook heel sterk onze in vloed ondergaan. In de jaren voor de oorlog heeft de zelfzwichting er zeer veel opgang gemaakt, evenals de „zelfkruiing", welke wij in Nederland practisch niet kennen. Bij deze zelfkruiing stelt de molen zich tijdens het malen automatisch op de wind door middel van een verticaal schoepenrad, dat achterop de kap is ge plaatst en er hoog bovenuit steekt. Dit schoepenrad is volkomen vrij draaibaar en zijn asbeweging wordt door middel van een ketting overgebracht op de molenkap. Door de windkracht gaan de schoepen draaien; dien tengevolge zal ook de kap enigszins gedraaid worden in haar eigen horizontale vlak. Door deze beweging wordt 101

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 124