zijn en het vermogen van de wind varieert met de derde macht van de snelheid! Zo krijgt men voor Den Helder een totaal van 745.500 PKU of 548.000 kwh, dat is dus nog 20 meer dan het reeds genoemde bedrag van 450.000 kwh. Dit laatste bedrag is volgens de heer D. zo gesteld om bij verdere berekeningen aan de „vei lige" kant te zijn. Waar het gemiddelde ligt van de ruim 1300 nog beschikbare molens is echter niet bij benadering te zeggen, ook al doordat andere deskun digen met lagere cijfers komen. De genoemde cijfers komen dan ook geheel voor rekening van de heer Dek ker. Zijn tabellen zijn aangehaald ten einde de lezer enigszins een beeld te geven van de wijze van bereke ning. „De Algemeene Nederlandsche Molenaarsbond" bere kende in 1941 dat de korenmolens (toen 850 in getal) per jaar 850.000 ton ongebuild tarwemeel zouden kunnen produceren, bij gebruikmaking van 80 °/o van de be schikbare winduren. Dit komt ongeveer overeen met een totale capaciteit van 30 millioen PKU of 21 mil- lioen kwh. Naar schatting werd slechts 10 a 20 van de beschikbare capaciteit aangewend! Wij herhalen dat het ons voorkomt dat het economisch juist zou zijn, de korenmolens zoveel werk te bezorgen dat zij gedurende de winduren altijd zouden kunnen malen. Bij de polder molens liggen de zaken weer geheel anders. Hier moet slechts gemalen worden als er water dient te worden uitgeslagen. Enorm zijn de hoeveelheden energie die de natuur ons levert in de vorm van de windkracht. Indien deze wind kracht ten volle werd benut zouden steenkolen en pe troleum overbodige stoffen zijn. Inderdaad worden door middel van de aloude windmolens de luchtstromingen aan de mens dienstbaar gemaakt. Daarnaast kan men nog een tweetal methoden onder scheiden om de windenergie vollediger uit te buiten. 94

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 115