HOOFDSTUK IX
CAPACITEIT VAN DE WIND-
MOLENS
Het zal duidelijk zijn dat een volledig benutten van
de windmolens, die nog aanwezig zijn, tot een besparing
van energie (brandstoffen) zou moeten leiden.
Het antwoord op de vraag, hoe groot die besparing wel
zou zijn, is niet gemakkelijk te geven. De capaciteit der
molens hangt niet alleen af van hun grootte, doch ook
van hun standplaats en van de omstandigheid, of zij
gemoderniseerd zijn of niet. Wat de grootte der molens
betreft, deze varieert van molentjes met een vlucht van
10 m (poldermolens, b.v. in de Friese weiden) tot mo
lens met een vlucht van 30 m (korenmolens in de ste
den). Volgens het Koninklijk Meteorologisch Instituut
te De Bilt is er een zeer aanzienlijk verschil in wind
kracht, over het gehele jaar genomen, in de onder
scheidene delen des lands, hetgeen het vermogen der
molens direct beïnvloedt. Met betrekking tot de „stand
plaats" kan worden gezegd, dat het van zeer groot ge
wicht is of een molen vrij in de wind staat, of dat de
winden worden onderschept door huizen, bomen of bos
schages. Voegt men hierbij de wetenschap, dat een ge
wone molen eerst bij een windkracht van 6 m per se
conde aanloopt en een gemoderniseerd exemplaar reeds
bij een snelheid van 3 m per seconde een aantal P.K.'s
ontwikkelt, dan blijkt uit een en ander wel, dat de zaken
hier niet zo eenvoudig liggen. Ook het berekenen van
de capaciteit van één enkele bepaalde molen brengt vele
moeilijkheden met zich mede.
De reeds genoemde molenexpert A. J. Dekker berekent
de capaciteit van één gestroomlijnde molen, staande in
het kustgebied en met een vlucht van ruim 28 m op
450.000 kwh per jaar! Hij ontleende zijn bij de bereke-
92