wiek" uitgevonden, welke een normale wiek is, waarbij
echter windzoom en windborden vervangen zijn door
een gebogen schot, dat ten opzichte van het molenzeil
eenzelfde stand inneemt als de fok van een zeilschip
ten opzichte van het grootzeil. In het eerste hoofdstuk
is daar reeds het een en ander van gezegd. Er is dus
een luchtstroming tussen de „fok" en de eigenlijke
wiekbedekking. Deze vinding is met veel succes en ge
ringe kosten in de practijk toegepast.
De studie van de techniek der windmolens is eveneens
ter hand genomen door de Technische Commissie van
de Vereniging „De Hollandsche Molen", welke be
langrijke adviezen heeft gegeven. Op dit gebied zijn
vooral bekend geworden de ingenieurs Van de Werf
horst en Von Baumhauer, welke laatste voor het eerst
de windtunnel bij zijn proeven toepaste.
Enige op het gebied der aërodynamica vooraanstaande
personen besloten in 1935 tot het doen van proefnemin
gen en metingen aan de „Prinsenmolen" te Hillegers-
berg (zie afb. 21), welke in dat jaar door bet Hoog
heemraadschap Schieland was aangekocht. Het doel
was, de verschillen na te gaan tussen de prestaties der
onveranderde, oude Hollandse windmolens en die der
molens, waarvan de borden op zodanige wijze van een
bepaald stroomlijnprofiel waren voorzien, dat bet zui
ver Hollands karakter der wieken niet verloren ging.
De „Prinsenmolencommissie" is enige jaren werkzaam
geweest en heeft haar bevindingen vastgelegd in het
„Prinsenmolenboek", dat in 1942 verscheen onder
auspiciën van het Landbouw-Export-Bureau te Wage-
ningen. Het behelst een wetenschappelijk verslag van
de verschillende proefnemingen en metingen, aan de
Prinsenmolen verricht voor en na de wetenschappelijk
verantwoorde modernisering. De bekende Delftse mo-
lendeskundige Ir A. Havinga heeft in de werkzaam
heden van de commissie een voornaam aandeel gehad.
Men heeft proeven genomen met verschillend gepro-
90