leghaven te Zeebrugge, die als snelhaven hoofd
zakelijk voor passagiers en als bunkerstation dienst
doet; de vissershaven en ten slotte de Brugse binnen
haven. Op 23 Juli 1907 kon Brugge-zeehaven plech
tig ingehuldigd worden door koning Leopold II, die
het gewichtig moment in Brugge's ontwikkeling ken
schetste met woorden vol waarheid: „Zijn traditie
getrouw en zijn verleden gedenkend, eist Brugge voor
zich een nieuwe periode van luister en voorspoed op."
Tot grote bloei wij zegden het reeds heeft de
nieuwe haven het echter nog niet kunnen brengen.
De Brugse binnenhaven lijdt aan een schromelijk
tekort aan achterland. De aanleghaven Zeebrugge,
die als snelhaven op een mooie toekomst kan hopen,
werd in haar ontwikkeling tweemaal reeds door ge
weldige vernielingen gestremd. Gedurende de eerste
wereldoorlog gebruikte de Duitse bezetter ze als
duikbootbasis. Na de wapenstilstand in 1918 moesten
talrijke wrakken weggeruimd worden en herstellings
werken van belang uitgevoerd. In de tweede wereld
oorlog bezetten haar andermaal de Duitsers en
sedert 1942 onderging zij hevige bombardementen
der geallieerden. Eindelijk, in 1944 bij hun aftocht,
gingen de Duitsers over tot systematische vernieling
harer werken. Op dit ogenblik heeft men aan de
haven de haar door 't oorlogsgeweld geslagen diepe
wonden weer goed gemaakt; niets staat haar opbloei
in de weg. Toch moet men durven inzien dat zij
steeds een bleke schaduw zal blijven van de haven
stad die zij in de Middeleeuwen is geweest. Toen
toch mocht Brugge het beleven dat geheel Europa,
Noord-Afrika, Voor- en Midden-Azië als zijn achter
land waren aan te zien. Nu daarentegen moet de
Brugse binnenhaven zich er mede vergenoegen het
handelsverkeer voor West-Vlaanderen en een ge
deelte van Noord-Frankrijk, naar zich toe te halen.
72