tieven, die in de aanvang der XXe eeuw voor Brugge
als haven- en handelsstad zich opnieuw openden,
verdienen toch dat wij er hier even nader op ingaan.
1. Brugge, opnieuw zeehaven
Ongetwijfeld is haar nieuwe uitbouw tot zeehaven
het belangrijkste feit in de geschiedenis der stad
Brugge van de laatste eeuw. In 1875 lanceerde
baron de Maere-Limnander voor de eerste maal de
leus „Brugge-zeehaven", een begrip dat bij de Brug
gelingen de herinnering wakker schudde aan de
heerlijke tijden van voorheen. Nauwelijks verliepen
twee jaren en men ontwierp grootse plannen om de
stad door een zeekanaal opnieuw met de Noordzee
te verbinden. Het duurde tot in 1896 eer men de
eerste spade hiertoe in de grond stak. De aanleg van
het havencomplex Brugge-Zeebrugge had evenwel
gewichtige moeilijkheden onder 't oog te zien. Men
weet hoe bij ons de Noordzee een duinenkust met
onbestendige zandbanken vormt, die de veiligheid
der scheepvaart in gevaar brengen. De aldus drei
gende verzanding dient daarom te worden te keer
gegaan. Met dit doel bouwde men te Zeebrugge een
statige havendam of havenhoofd van niet minder
dan 2,487 km. lengte, en een aanlegkaai van 1,500 km.
Deze muur strekt zich uit vóór en beschermt een rede
van 137 ha. oppervlakte, convergerend naar een
120 m. brede watergeul, welke toegang verleent tot
de vissershaven. Langs het zeekanaal Brugge-Zee
brugge, dat 10 km. lang, 70 m. breed en 8 m. diep
is, bevinden zich meer zuidwaarts de verschillende
dokken van de Brugse binnenhaven. Het haven
complex, ofschoon het wel een geheel vormt, onder
scheidt dus eigenlijk drie havens, die elk voor een
afzonderlijke functie daarin zijn berekend: de aan-
71