het voorplan trad, spoedde de Boergondische tijd, en daarmede ook Brugge's nabloei in de XVe eeuw, zijn einde toe. In 1484 stond David als meester in hiet Sint Lucasgilde te Brugge. Hij overleed er in 1525. In hem viert men de laatste grote vertegenwoordiger der Vlaamse primitieven, meteen reeds een over gangsfiguur naar de kunst der wedergeboorte. Slechts een enkel groot werk kan men van deze meester in het stedelijk museum bewonderen, het drieluik waarvan „De doop van Christus" het mid denpaneel uitmaakt. Behalve werken van deze drie eersterangs figuren uit de Brugse schilderschool, bezit de Zwinstad enkele doeken van andere meesters der Vlaamse primitieven, die, ofschoon buiten Brugge werkzaam toch geestelijk verbonden waren met haar school door wederzijdse beïnvloeding. Het museum van de Sint Salvatorskathedraal bezit een doek van meester Dirk Bouts, uit Haarlem, die toen zijn atelier had te Leuven, „De marteldood van de H. Hyppolytus". Hugo van der Goes, uit Gent, is vertegenwoordigd in het stedelijk museum met het schilderij „De dood van Maria". 4. Vijftiende eeuwse bewonderaars der Zwinstad Dat Brugge tot op het einde van de XVe eeuw zijn uiterlijke luister heeft kunnen bewaren, ook al gingen de factoren van zijn verval het meest ge durende de tweede helft dezer eeuw aan het werk, blijkt uit het herhaald getuigenis van voorname vreemdelingen, die toen binnen de muren der Zwin stad hebben verwijld. De Spanjaard Pedro Tafur acht ze in 1438 schoner en rijker dan Venetië. Hij zingt de lof van hare ge bouwen en der wondere schatten, die er opgestapeld 53

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 61