durende de regering van Jan zonder Vrees. In het
leven van de Brugse poorters heeft het een voorname
rol gespeeld. Hier hielden zij hun samenkomsten;
hier was de zetel van het edele gilde der kamp
vechters van de Witte Beer, wat het „Beertje van de
Loge", Brugge's zg. oudste burger, staande in de nis
aan de kant van de Academiestraat, nog aanwijst.
In het midden van de XVIIe eeuw vergaderde er de
Rederijkerskamer van de H. Geest en sedert 1719
vestigde er zich de Academie voor Schone Kunsten.
(Afbeelding 19).
Eveneens op het Van Eyckplein staan twee ge
slaagde exemplaren naast elkaar van XVe eeuwse
stedelijke profaanarchitectuur: het tolhuis (1477)
waar eertijds de rechten op de vreemde koopwaren
werden geïnd en dat nu dienst doet als openbare
bibliotheek en het pyndershuis, gebouwd door het
gilde der pynders of lastdragers. (Afbeelding 15).
Hiervoren maakten wij gewag van het beroemde
hertogelijk paleis, voor Philips de Goede sedert 1429
opgetrokken aan de Noord-Zandstraat. Van het
Prinsenhof, het oorspronkelijk gebouw, deerlijk ge
havend door latere vernielingen, kunnen wij ons een
denkbeeld vormen met behulp van een plaat, welke
Sanderus in zijn „Flandria Illustrata" inlaste. In het
midden verhief zich een zware rechthoekige toren,
waaromheen zich talrijke gebouwen groepeerden: de
woonvertrekken, de kapel, de librije of boekerij, de
speel- en badzalen. (Afbeelding 14)
Stoere „stenen" waren de woonhuizen van Brugse
adellijke families. Ongetwijfeld dient het Gruut-
huusepaleis als 't voornaamste te worden aange
wezen. Zijn eigenaar was heer Lodewijk van Gruut-
huuse, een roemrijk afstammeling van het Brugse
adelgeslacht, dat reeds van in de Middeleeuwen een
voorname rol vervulde, zowel in de stad als in het
48