BRUGGE, DE WERELDSTAD
De dertiende, veertiende en vijftiende eeuwen
mogen Brugge's gouden tijdperk genoemd worden.
De eerste helft der XHIe kan men nog als vormings
jaren aanzien, gelijk ook in de tweede helft der
XVe het verval reeds was ingetreden; doch in zijn
geheel beschouwd waren het de drie gelukkigste
eeuwen voor de Zwinstad. Alsdan heeft ze zowel
onder economisch, politiek als onder kerkelijk oog
punt, een ongekende opgang beleefd.
De kerkelijke uitbouw van in de eerste helft der
XlIIe eeuw betrof talrijke nieuwe parochies en
kloosterstichtingen te Brugge; hij levert meteen het
bewijs dat de stadsbevolking er sterk moet zijn
aangegroeid. Men mag aannemen dat zij in de
XlVe eeuw bij de 35.000 zielen bereikte, wat voor
een agglomeratie in de Middeleeuwen opvallend veel
is. Waaraan had men het natuurlijk in de eerste
plaats te danken? Ongetwijfeld aan Brugge's econo
mische vooruitgang. De Zwinstad had te dien tijde
niet alleen als binnenlandse marktplaats al de andere
voorname gemeenten in Vlaanderen, als leper, Tor
hout, Gent, Rijsel en Meesen, ver overvleugeld, doch
zij had zich meteen opgewerkt tot het grote zaken
centrum voor kooplieden van heinde en ver, die een
ongekende economische welstand in het leven riepen.
Wie zal het dan verwonderen indien de stad ook
op politiek gebied in het graafschap Vlaanderen,
28
TWEEDE EIOOFDSTUK