ontwikkelden zich omstreeks 1240 Sint Jacobs en
Sint Walburga. Uit de O.L. Vrouwparochie ontston
den Sint Gillis, vóór 1258, en Sint Catharina (hui
dige Magdalenakerk) tussen 1270 en 1272. Met uit
zondering van de nieuwe Christus Koningparochie
ten N.W. van Brugge, in het nieuwere stadsgedeelte,
brengt men dus al de Brugse parochies terug tot de
XlIIe eeuw. Slechts kleinere gedeelten van deze ver
schillende kerken uit de XlIIe eeuw inzonderheid
de vijfzijdige absis van Sint Jacobs bleven in hun
oorspronklijke vorm bewaard. In later eeuwen heeft
men ze alle vergroot of herbouwd.
In tegenstelling met het Middeleeuwse Gent heeft
Brugge bij zijn ontstaan geen kloosterstichtingen ge
kend. Slechts in de Xlle eeuw zien wij in of rondom
Brugge de eerste abdijen zich inrichten. De Benedic
tijnerabdij van Sint Andries bij Brugge werd door
graaf Robrecht II omstreeks 1100 gesticht. Op
Brugse bodem was de abdij van de Eechout, rond
1130 voor de eerste maal uitdrukkelijk vermeld, de
oudste kloosterstichting. Deze monnikken hebben in
't meeste lief en leed van de stad gedeeld. De Franse
revolutie heeft hen voor goed op de dool gejaagd.
In de hovingen van het vernielde klooster rezen
nieuwe gebouwen op, waarin thans het rijk voor
ziene stadsmuseum is ondergebracht.
Als een uiting van Middeleeuwse Vlaamse
vrouwenvroomheid ontstond in 1245 het stemmige
Brugse begijnhof. Door de Franse koning Philips IV
tot prinselijk begijnhof verheven, hield het trots de
moeilijkste tijden en omstandigheden stand tot op
onze dagen. Nog steeds heerst de intieme begijnhof
stemming binnen zijne muren. Al hebben de oor
spronkelijke gebouwen in latere jaren voor nieuwe
de plaats geruimd, toch blijft dit kleine begijnhof
dorp aan de uithoek van Brugge met zijn stemmige
22