telingen van over het kanaal. Hier werd de ver
bannen Engelse koningin Emma met haar zoon
Hardaknut hartelijk begroet door graaf Boudewijn V
en zijn gade Adela. Hier kreeg de verbannen graaf
van Wessex, Goldwin, tijdelijk onderkomen.
Op 17 Juli 1070 sloot graaf Boudewijn VI op de
Brugse burcht voor goed de ogen. Gedreven door
het voorgevoel van zijn dood en de moeilijkheden
die daarna zijn jonge zoon, Amulf III, te wachten
stonden, had hij zijn onstuimige broeder, Robrecht
de Fries, naar Brugge in zijn grafelijk paleis ont
boden en trouw doen beloven aan de jonge troon
opvolger. Het is bekend dat de Fries deze belofte niet
gestand was en later de strijd aanbond tegen
Arnulf III, waarbij hij zelfs zijn hechtste steun vond
in Brugge en het Vlaamse kustland. Hij zegevierde
dank zij deze hulp in 1071 te Cassel over Arnulf III
en uit dankbaarheid verkoos hij voortaan de stad als
centrum van zijn grafelijke macht. Op het einde van
zijn bewind werd de proost van Sint Donatiaan aan
gesteld tot erfkanselier van Vlaanderen en tot alge
meen beheerder van 's graven publieke inkomsten.
Van dan zetelde op de burcht te Brugge, in de
persoon van de proost van Sint Donatiaan, de voor
naamste ambtenaar van de Vlaamse feodale staat,
van wiens kant de graaf weldra heel wat moeilijk
heden zou ondervinden.
Het duidelijkst werd deze machtspositie van de
proost belicht in 1127, toen de gelukzalige Vlaamse
graaf, Karei de Goede, als slachtoffer viel van de
gekrenkte hoogmoed van Vlaanderens kanselier
Bertulf. Op 2 Maart 1127, toen Karei de Goede,
volgens zijn dagelijkse gewoonte, de mis ging bij
wonen ter Sint Donatiaanskerk, werd hij laffelijk
vermoord door Borsiard, neef van kanselier Bertulf.
Tegen hen, die de dood van de graaf trachtten te
13