45
In de binnenkamer achter het voorhuis kwam een bed
stede, een sierlijk eikenhouten vast meubel. De rugzijde
tegen de muur moest zindelijk zijn. Daar werd een
groot vak tegels aangebracht over de gehele breedte en
van de vloer tot de afdekking der bedstede.
Dan kwam de keuken, welke in het onderhuis of het
achterhuis was. Deze moest proper zijn, wat nog iets
meer is dan zindelijk. De wanden van de keuken wer
den rondom geheel met tegels bezet, van de vloer tot
de balkenzoldering, vele vierkante meters. De houten
glazenkast welke geen achterschot had, werd ertegen
gezet, zodat men door de glaasjes ook weer tegels ziet.
Ook de kelder, waar etenswaar bewaard werd moest
proper zijn. Hier werden de wanden geheel bezet met
geornamenteerde tegels en soms ook 't gewelf bekleed
met witte tegeltjes. Op de samenkomst der gewelfkap-
pen kwamen moeilijkheden welke overwonnen werden
met keurige versneden tegeltjes met gladgeslepen kan
ten. Dat gebeurde ook op de hoeken, waar aan de tegel
tjes schuine kanten geschuurd werden, zodat ze op de
hoek tegen elkaar pasten.
Bij de oude voorbeelden paste men alleen hele en kleu
rige tegels toe. Bij de latere voorbeelden werd een over
groot gebruik gemaakt van witte tegeltjes met geraffi
neerde toepassing van versnijden, schuren en slijpen
waar dit nodig was.
In de grote koopmanshuizen en de „dubbele" herenhui
zen werd in de vertrekken geen gebruik gemaakt van
tegels, ook niet in de gangen. Andere materialen van
stucwerk en velerlei kostbare wandbekleding hadden de
tegel verdrongen. Maar ze bleven in het onderhuis waar
de wanden van de keuken en van de gangen over de ge
hele hoogte bezet bleven met tegeltjes, veelal onver
sierde witte steentjes.
In de achttiende eeuw maakte men wel kamers die rond
om geheel met tegels bekleed waren, blauw en ook wel
paars, met figuurtjes, bijbelse voorstellingen, al naar de
tijd. Daar behoorde dan een bijzonder soort schouw bij,